Bevrijding Frits Slomp uit Koepelgevangenis, 11 mei 1944
Voorgeschiedenis
Fig. 03
Frits Slomp
(maart 1943)
fig.05
Het poortgebouw van de Koepelgevangenis te Arnhem
Ds F. Slomp was gereformeerd predikant van de Overijsselse grensplaats Heemse. Al ver voor de oorlog was hij een radicaal tegenstander van het nationaal-socialisme. Hij kwam regelmatig in Duitsland, las Duitse kranten en sprak met bevriende Duitse collega's en kerkgangers. Zo bleef hij goed geïnformeerd over wat zich enkele kilometers verderop, aan de andere kant van de grens, voor deed sinds de Nationaal-socialisten op 30 januari 1933 de macht hadden overgenomen. Slomp preekte ook in Duitse zusterkerken en dan waarschuwde hij vanaf de kansel zijn Duitse geloofsgenoten tegen de ideologie en de daden van hun nieuwe machthebbers. Het nationaal-socialisme was onverenigbaar met het christendom. Het streefde naar de absolute macht in de staat, naar een gelijkgeschakelde en 'raszuivere' samenleving. Nationaal-socialisme vermorzelde de vrijheid, ook de godsdienstvrijheid. Het betekende onderdrukking en vervolging. Christenen mochten aan dit moderne heidendom niet meedoen, zij moesten zich er tegen verzetten, zo verkondigde hij.
Zo probeerde hij de mensen wakker te schudden. In eigen omgeving maar ook in nationaal-socialistische Duitsland. Toen het nieuwe bewind daar hem in 1937 de toegang tot de kansel verbood, ging hij spreken op geheime bijeenkomsten op het Duitse platteland. Daar waren soms meer dan duizend toehoorders bij aanwezig.
In eigen land waarschuwde Slomp voor het opkomende fascisme op politieke bijeenkomsten en als spreker voor o.a. de Christelijke Boeren- en Tuindersbond. Binnen zijn eigen kerkverband zette hij zich in voor een verbod op de NSB, zoals dat in augustus 1936 door de generale synode van de gereformeerde kerken werd uitgesproken.
Zijn grote gedrevenheid bracht hem ook in conflict met de eigen overheid. Toen de regering in mei 1938 besloot dat werklozen uit de grensstreek verplicht moesten gaan werken in Duitsland en bij weigering hun uitkeringen zouden verliezen, reageerde hij met scherpe kritiek. Hij vond dat deze maatregel de geestelijke vrijheid van de arbeiders schond. Zij zouden op hun Duitse werkplekken aan de nationaal-socialistische propaganda uitgeleverd zijn. Om dat te voorkomen gingen hij en leden van zijn kerkenraad bij de boeren in de omgeving langs met het verzoek zoveel mogelijk werklozen in dienst te nemen. Dat deden zij massaal. In zijn kerk werd gecollecteerd om de kosten voor de boeren te vergoeden. Slomp zelf droeg 10 procent van zijn traktement daaraan bij.
Met dezelfde doortastendheid hielp hij ook joodse vluchtelingen die aan de Nederlandse grens werden tegengehouden. Hij hielp hen illegaal de grens over en zorgde voor onderdak. Vooral na de uitbarsting van geweld tegen joden tijdens de Reichskristallnacht (9 november 1938), was hij in de weer om joodse vluchtelingen uit de greep van hun achtervolgers veilig over de Nederlandse grens te loodsen.
Nadat de Duitsers op 10 mei 1940 ons land binnenvielen riep Slomp de Nederlanders op zich te verzetten tegen hun pogingen om de Nederlandse samenleving te nazificeren. Hij dwarsboomde hun streven om de Nederlandse economie ondergeschikt te maken aan de Duitse oorlogsdoelstellingen. Ook keerde hij zich tegen het beleid van de bezetter om de joden te isoleren met het doel hen later te deporteren.
In zijn eigen kerkelijke gemeente waren er die vonden dat hij wel erg ver zijn nek uitstak.
Slomp bestreed elke uiting van meegaandheid en liet zich door dreigementen niet van zijn pad brengen. Steeds meer legde hij zich toe op twee aspecten van het werk dat later bij uitstek de kern van zijn verzet zou gaan uitmaken: het preken van verzet en het organiseren van de onderduik.
- In zijn preken benadrukte hij dat kerkleden zich niet mochten onderwerpen aan bevelen van de bezetter die in strijd waren met de Bijbelse geboden. Uitgangspunt daarbij was het Bijbelse verhaal over de Egyptische vroedvrouwen Sifra en Pua. Zij overtraden het bevel van de Egyptische vorst, de farao, om alle joodse jongetjes te doden en lieten hen toch in leven. De boodschap was iedereen duidelijk.
- Zijn hulp aan onderduikers begon met twee Rijksduitse jongens die lid waren van zijn kerk. Zij woonden al enige jaren in Heemse, maar bezaten nog altijd de Duitse nationaliteit. In 1941 werden zij opgeroepen voor het vervullen van hun dienstplicht in de Wehrmacht. Zij weigerden zich te melden en Slomp hielp hen aan een duikadres.
Naarmate de verplichte tewerkstelling in Duitsland, de Arbeitseinsatz, op steeds grotere groepen van Nederlanders van toepassing werd verklaard, groeide het aantal mensen dat daaraan trachtte te ontkomen door te verdwijnen. Zij hadden veilige adressen nodig waar ze konden onderduiken. En naarmate de maatregelen van de bezetter verhardden, werd ook Slomp radicaler in zijn optreden. "Sabotage is christenplicht" zo verkondigde hij vanaf midden 1942 vanaf de kansels waarop hij voorging.