Deze arrestatie betekende een keerpunt in de geschiedenis van de LO en in het verzetswerk van Slomp. De Duitsers blijken goed geïnformeerd te zijn over de organisatiestructuur. Wil het werk kunnen doorgaan dan is het nodig dat de opbouw van de LO veranderd wordt. De centrale Beurs in Zwolle kan niet langer het landelijk centrum zijn en wordt vervangen door kleinere regionale beurzen. Voortaan wordt de organisatie geleid door zes mensen, de TOP, waarvan ook een lid van de LKP deel uitmaakt. Voor Slomp is na deze reorganisatie geen plek meer in de leiding. Hij was te bekend en werd te zwaar gezocht. Dat bracht ook voor anderen te veel risico's met zich mee en daarom moet hij zich terugtrekken als leider. Wel blijft hij als adviseur aan de LO verbonden.
Slomp moet definitief onderduiken en verblijft op steeds weer wisselende locaties. Naderhand vermindert hij zijn herkenbaarheid ook door zijn haar zwart te laten verven en een bril te dragen.
Op 1 mei 1944 is hij in Ruurlo, in de Achterhoek, op de fiets onderweg naar weer een ander adres. Het is het zoveelste adres sinds juli 1942, toen hij aan zijn zwerftochten begon.
Onderweg wordt hij aangehouden door twee Landwachters. Een van hen, een beruchte jodenjager en vervolger van onderduikers, meent in de Slomp een joods inwoner van het Twentse dorpje Enter te herkennen. Ze nemen Slomp mee naar de marechausseekazerne van Ruurlo. Als ze hem fouilleren vinden ze onder zijn kleren een illegale brochure, en zijn persoonsbewijs blijkt vervalst te zijn. Slomp wordt opgesloten in een cel. Van zijn echte identiteit zijn ze dan nog niet op de hoogte.
Nog dezelfde dag wordt hij geboeid met de trein via Zutphen naar Arnhem gebracht. Het verzet, dat direct is geïnformeerd over zijn arrestatie, probeert nog hem in Zutphen uit de trein te bevrijden, maar als de KP-ers op het station aankomen is die trein al vertrokken.
Slomp wordt opgesloten in de Koepelgevangenis in Arnhem. Hij komt in cel 56 en wordt geregistreerd als gevangene 1102.